Longread – Baren als drift

10 October 2021

De transitie naar het moederschap is lichamelijk en geestelijk een heftige gebeurtenis. De verbinding met jezelf en anderen wordt opnieuw gedefinieerd. Sommige kraamvrouwen beschrijven het zelfs als een ‘spirituele tijd’. Zou een kraambedpsychose tegen die achtergrond niet beter te begrijpen zijn? Te erkennen dat zo’n golf van veranderingen zo krachtig kan zijn dat een moeder op drift kan raken? Het medische model blijkt weinig houvast te bieden voor de kersverse moeder om haar ervaringen te begrijpen. Er bestaan andere invalshoeken om psychoses bij kraamvrouwen te benaderen, en andere manieren om hulp te bieden.

Het Vroede Geluid maakte voor jullie een longread gebaseerd op het symposium “Moeder op Drift – Postpartumpsychose anders benaderd’ ” georganiseerd op 28 mei 2021 door de werkgroep Te gekke moeders en de Stichting Psychiatrie en filosofie. 

www.psychiatrieenfilosofie.nl/moeder-op-drift

De longread bestaat uit twee bijdragen van die dag; de film van Cynthia Dorrestijn en de lezing van Rodante van der Waal. Beiden bieden een andere kijk op ‘kraambedpsychose’. 

Leesgroep

Te gekke moeders organiseert in samenwerking met Het vroede geluid vanaf november een leesgroep voor verloskundigen over kraambedpsychose. Hierin zullen we samen onderzoeken wat een kraambedpsychose precies is, hoe deze ervaren kan worden, en hoe we voor beter voor mensen met psychosegevoeligheid kunnen zorgen.

Mail voor eind februari ’22 naar hetvroedegeluid@gmail.com als je mee wilt doen met de leesgroep. De leesgroep zal eens in de zes weken plaatsvinden. De data voor de leesgroep worden gezamenlijk gekozen met een datumprikker.


Het langzaam uiteengaan van mij en mijn kind

Hieronder staat het filmpje van mijn intermezzo voor Moeder op Drift voor Stichting Psychiatrie en Filosofie op 28 mei.


Lezing voor het symposium over kraambedpsychose “Moeder op drift”

Rodante van der Waal vroeg zich tijdens het symposium af wat de potentie is van het baren voor onze ervaring en conceptie van mens-zijn? En schuilt er iets revolutionairs in de transgressie die het krijgen van een kind meebrengt?

Hier volgt de weergave van haar lezing.

Toen ik Cynthia Dorrestijn, een van de organisatoren van het symposium van vandaag, leerde kennen was ik onder de indruk van haar verhaal over haar zwangerschap, bevalling en kraamtijd. Met haar toestemming mag ik daar een en ander over vertellen. Ik zou graag een poging doen om iets te zeggen over de politieke waarde van transgressieve en spirituele ervaringen rondom het krijgen van een kind. Onder transgressie wordt in de filosofie een ervaring bedoeld die zich net over de grens van het weten, het kennen, het kunnen benoemen, en van hoe we onszelf als mens ervaren en begrijpen, bevindt. Het spirituele kunnen we duiden als dat wat niet zozeer rationeel gekend, maar wel gevoeld, vertrouwd, of geloofd wordt en als een diepere waarheid ervaren wordt. In trangressieve of spirituele ervaringen staan we, op een of andere manier, meer met elkaar in verbinding dan normaal. Ondanks dat baren bij uitstek een dergelijke ervaring is, is voor deze dimensie van de bevalling in de geboortezorg weinig plaats. 

Cynthia vertelde me dat ze twee psychoses heeft gehad. Toen ze zwanger was kwam ze daarom in verband met psychosegevoeligheid terecht bij een psychiater van een Moeder Baby Unit. Hij raadde haar aan om medicatie te gebruiken, in het ziekenhuis te bevallen en daar ook de eerste dagen van haar kraamtijd door te brengen. Dit zou niet alleen beter zijn voor haarzelf, omdat dit het risico op een psychose zou verkleinen, maar ook voor haar kind, omdat het zo veilig zou zijn wat er ook gebeurde. 

In plaats van te bevallen tussen bekenden in een vertrouwde omgeving met laagdrempelige zorg binnen handbereik, werd aangeraden om te bevallen in een vreemde en klinische omgeving. Haar bevalling zou worden begeleid door zorgverleners die ze niet zou kennen, met medicatie die haar ervaring van moeder worden ‘doffer’ zou maken en om te voorkomen dat de cocktail van hormonen en de lichamelijke uitputting tot een kraambedpsychose zou leiden. Er was geen ruimte voor overleg of een andere vorm van zorg. Terwijl je zou denken dat psychosegevoeligheid de noodzaak tot een menselijke, dat wil zeggen persoonlijke en relationele, vorm van zorg juist vergroot, nam de vervreemding en institutionalisering van de zorg naarmate er meer risico was op psychisch afwijkende ervaringen toe. 

Op basis van haar eigen ervaring en kennis over haarzelf en haar psychoses was Cynthia er niet van overtuigd dat deze aanpak daadwerkelijk preventief zou werken. De vervreemding van haarzelf en haar omgeving zou haar eerder méér in plaats van minder kwetsbaar maken, wist ze. Maar daarnaast ging deze aanpak voor Cynthia ook te ver. Een psychose was voor haar niet het allerergste dat er ooit zou kunnen gebeuren. Het was niet iets (en ze wist waar ze het over had) dat koste wat het kost voorkomen moest worden. Maar het paternalisme van de zorg liet haar niet toe om zélf te definiëren wat voor haar het ergste was. Dat was al voor haar bepaald. En als wat vermeden moet worden zo duidelijk vaststaat, dan bestaat daar meestal een protocol over waar maar zeer moeilijk vanaf te wijken is. 

Voor Cynthia ging dit beleid te ver omdat ze er iets kostbaars voor op zou moeten geven. Ze wilde een ervaring meemaken waarvan ze wist dat die van belang zou zijn voor haarzelf, voor de relatie met haar kind en haar man, en voor wat ze over de wereld dacht te weten te kunnen komen middels die ervaring. Ze wilde niet van haarzelf en haar omgeving vervreemden tijdens het krijgen van een kind, maar helder zijn, scherp zijn, té scherp misschien, om zichzelf in plaats van te onderdrukken te laten vieren, maar het liefst zonder uit de bocht te vliegen. 

Om dat mogelijk te maken, wist Cynthia, heb je een gemeenschap van familie, geliefden, en zorgverleners nodig: een bekende vroedvrouw, doula, maatschappelijk werker, kraamverzorgende, de eigen psychiater. Zij en haar man organiseerden het zo dat, tegen de stroom van de kliniek in, zich een groepje bekende mensen om haar heen konden vormen dat geëngageerd was met haar proces en bereid het samen met haar aan te gaan – zónder klinisch kraambed en zónder preventieve medicatie. Om loyaal aan zichzelf moeder te kunnen worden, wetend dat die ervaring zeer zeker een transgressief of spiritueel karakter zou hebben gezien haar geschiedenis, moest er een web van zorgzame relaties worden georganiseerd om dat veilig mogelijk te kunnen maken, en dat hebben ze gedaan. 

Deze indrukwekkende aanpak van Cynthia laat, denk ik, drie essentiële dingen zien. Ten eerste leidt het onze blik naar de vraag wat ze nou precies mee wilde maken dat zo belangrijk voor haar was. Wat is dat voor ervaring? Ten tweede komt de relatie tussen de mogelijkheid van die ervaring en de noodzaak van een zorgzame gemeenschap heel duidelijk naar voren, wat laat zien dat die ervaring niet op zichzelf, d.w.z. niet alleen bínnen het individu, of eenzaam in een bureaucratisch geïnstitutionaliseerd zorg-systeem kan bestaan, maar dat er aandachtige relaties voor nodig zijn om de ervaring vrij te laten. En ten derde laat het zien dat haar zoeken naar, en haar van waarde achten van, zo’n ervaring een politieke kwestie werd, omdat het tegen de regels van onze paternalistische maatschappij inging en het een zeer ingewikkelde organisatie vergde om het toch mogelijk te maken. 

Feministen hebben altijd gevochten voor de erkenning van zaken als zorg, liefde, erotiek en het persoonlijke als essentieel onderdeel van het politieke. Als we de wereld willen veranderen, moeten we juist ook de mogelijkheid van transgressie in persoonlijke relaties aanboren. Een van de problemen van onze maatschappij kan geduid worden als een vergaande individualisering die de grenzen van wat mens-zijn is duidelijk afbakent. Het zelf van het Westerse denken is gebaseerd op een beperkte definitie van de mens en een excluderen van alle anderen die daar niet binnen vallen, zoals de zwangere mens, de Zwarte mens, de ‘gekke’ mens. Dit legt niet alleen de macht bij één bepaald soort mens, terwijl het alle anderen onderdrukt, maar het bakent ook de reikwijdte van ons mens-zijn af en perkt het bestaan in tot een hapklaar scala aan mogelijke ervaringen en verlangens. We hebben, volgens de Caribische filosoof Sylvia Wynter, een mensbeeld gecreëerd dat zodanig vastzit in een bio-centrisch, industrieel en begrensd zijn, dat de vraag hoe we die mens weer open kunnen breken en iets anders kunnen laten ervaren en vertellen over zichzelf en de ander, essentieel is. 

De zwangere mens is op een heel duidelijke manier slachtoffer van dit eenzijdige mensbeeld, omdat zij niet past binnen de grenzen van het individu. In onze conceptualisering van wat mens-zijn is, is zij, in bijvoorbeeld de geschiedenis van de filosofie, überhaupt niet meegenomen. We hebben ons niet afgevraagd wat zwanger-zijn, baren, of de kraamtijd ons in filosofische zin kan vertellen over ons bestaan en de relationaliteit daarvan, laat staan over wat de mogelijkheid die vruchtbaarheid ons geeft voor onze opvatting van mens-zijn betekent. Daarom weten we nog steeds slecht wat zwanger zijn, barend zijn of moeder zijn is. Is het een ervaring van twee in één zijn, een verdubbeld zijn, één noch twee zijn? Over wat voor verbondenheid hebben we het precies en wat kan die ons leren over een politiek streven naar een andere wereld?

Alexandra Kollontai wist al aan het begin van de 20e eeuw dat we bijvoorbeeld de persoonlijke ervaring van liefde en erotiek moeten bevrijden uit het kapitalisme omdat seksualiteit ook een plaats van onderdrukking is én tegelijkertijd een mogelijkheid bergt om andere relaties met elkaar aan te gaan. Erotiek en baren zijn natuurlijk geen synoniemen van elkaar maar zijn qua transgressieve potentie wel sterk gelijkend. In hun recente boek over Kollontai en de vernieuwde interesse in het begrip revolutie, noemt Drucilla Cornell erotiek The Spirit of the Revolution, de geest of de ziel van de revolutie, die de potentie heeft om ons voorbij wat zij noemt, ‘the dead ends of man’, voorbij het dode einde, of de grenzen van, de geïndividualiseerde en vervreemde mens te brengen. 

Ook Audre Lorde riep begin jaren 80 in Amerika al op tot een bevrijding van erotiek als transformatieve kracht: 

There are many kinds of power, used and unused, acknowledged or otherwise. The erotic is a resource within each of us that lies in a deeply female and spiritual plane, firmly rooted in the power of our unexpressed or unrecognized feeling. In order for opression to perpuate itself anyhow, it must corrupt or distort all those various sources of power that can provide energy for change.

Audre Lorde

Ondanks dat feministen, in een poging ons te bevrijden van het aanrecht, moeder worden vrij links hebben laten liggen in hun herwaardering van relationele persoonlijke ervaringen, kunnen we baren en vruchtbaarheid volgens Lorde óók begrijpen als een spirituele bron van transformatieve politieke kracht. En óók de bevalling is, zoals Kollontai schrijft over seksualiteit, een plaats van onderdrukking én van nieuwe mogelijkheden. 

Mensen vertellen mij, en ik zíe het, dat in de ervaring van het baren en kramen, in dat meer dan één zijn, de pijn van de weeën een verdwijnpunt van het ego wordt, waardoor er een spiritualiteit van een alleen maar ziel en lichaam zijn mogelijk is. Tijdens de weeën, in de geschrokken extase na de bevalling, en de opgebroken nachten in de kraamweek is er sprake van een radicale openheid qua zintuigen en connecties met anderen. Dus het spirituele hier is een ervaring van transgressie door die openheid, omdat die maakt dat je tot over je grenzen reiken kan. 

Deze openheid beperkt zich niet alleen tot de beleving van de moeder, maar is iets dat in alles aanwezig is, iets dat voorbij puur menselijke relaties gaat, iets dat als een spiritueel gebod in de ruimte hangt. Als het goed gaat, dan is er tussen drie, vier, vijf mensen en één die aanstonds is, een beweging gaande, die een mogelijkheid van samenzijn buiten de restricties van westers denken, van systemen van onderdrukking en individualisering, schept. Een relationaliteit tussen de mensen en de dingen; tussen de tijd, de ruimte, het badwater, de bank, het gedimde licht, de poezen, de kleine kinderen die erbij zijn – een openheid die alles binnen sluit. In die gebeurtenis, of dat evenement, van de baring, ligt dus een kans om onze menselijkheid te herverbeelden tegen de systemen van de maatschappij in. Daarom is bevallen een creatieve, feministische en politieke praktijk. Als we, zoals Sylvia Wynter zegt, aan onszelf en de wereld anders willen verschijnen, moeten we dan niet beginnen met een ander verhaal te vertellen over waar we vandaan komen? Dat verhaal kan, zoals Cynthia wist, gaan over een gebeurtenis voorbij de normale grenzen van de mens, de taal, tijd en het lichamelijke. 

Maar tegelijkertijd moeten we ervoor waken dat deze politieke creatieve mogelijkheid niet tenietgedaan wordt in een volgende commodificatie van een ervaring. De kans dat, zoals Kollontai al wist, ook dit soort praktijken weer ‘verdingelijkt’ worden binnen het kapitalisme als het volgende dat we willen kopen of bereiken, is groot en zien we dan ook veel gebeuren in het discours rondom de natuurlijke bevalling. Dan is het niet langer een plek van verzet of verandering, maar wordt het iets waarvan we vinden dat we er recht op hebben, een natuurlijke bevalling als service die verleend moet worden, die ons toekomt zoals zoveel andere privileges, of die veroverd kan worden als we er maar hard genoeg voor werken. Dan slaat de potentie die de baring heeft als iets dat je samen aangaat maar nooit in de hand hebt, net zoals de potentie van de vrije liefde, stuk op een gebrek aan politiek bewustzijn, op het consumeren van ‘oerervaringen’, net als vrouwenlichamen, op iets waarin je weer, als vrouw, en zeker als moeder, kan falen. De liefde is, volgens Kollontai, alleen een plaats van verandering binnen een politieke horizon die niet geruisloos past binnen het patriarchaal kapitalisme. Zo is ook een baring alleen een transgressieve mogelijkheid als deze plaatsvindt binnen een verlangen om ons anders tot elkaar te verhouden en een politiek bewustzijn dat gericht is op een herontdekking van het menselijke. 

Omdat de ervaring van een bevalling gepaard gaat met openheid, kwetsbaarheid en een zekere weerloosheid van iedereen die aanwezig is, kan het een drift zijn, een goede drift, maar is de kans op trauma, of op uit de bocht vliegen, ook aanwezig, óók voor partners en zorgverleners. Het is belangrijk dat we de ervaring van baren herwaarderen binnen een besef dat het niet gratuit is, dat het niet makkelijk is, dat het, zoals de liefde, niet te koop, of zoals een ziekte, te genezen is. Dat het ontzettend moeilijk is om die goede drift neer te zetten samen, en dat dat een praktijk is, iets dat je doet, en iets waaraan je je alleen over kunt geven als je weet dat je opgevangen wordt. 

En dit was misschien wel hetgeen waar ik het meest van onder de indruk was in Cynthia’s verhaal. Zij wist dat het niet makkelijk zou zijn, zij wist, zo goed als je dat zou kunnen weten, wat voor risico ze nam. Ze wist wat ze nodig had om het veilig te ervaren en heeft dat met haar man zo georganiseerd, ondanks de tegenwerking van de medische structuren. Die praktijk van organisatie met elkaar, van uitvinden hoe het allemaal moet, en vervolgens haar spirituele beleving van bevalling en kraambed, is politiek, omdat het iets anders constitueert dan wat we kennen, een ander netwerk van relaties, een andere worteling van een ervaring, een andere samenwerking, een andere materie van zorg, en een ander verhaal over waar we vandaan komen. 

Dus laten we teruggaan naar de drie aspecten die zo duidelijk uit Cynthia’s verhaal naar voren kwamen. Ten eerste leidde het onze blik naar de vraag wat ze nou precies mee wilde maken dat zo belangrijk voor haar was. Wat was dat voor ervaring? Dat was dus, in haar geval, een ervaring van een transgressieve openheid die haar over de grenzen van haar individualiteit bracht en haar ervaringen en inzichten gaf over verbondenheid die niet per se uit rationaliteit maar uit een lichamelijke spiritualiteit voortkwamen. Ten tweede bracht haar verhaal de relatie tussen de mogelijkheid van die ervaring en de noodzaak van een zorgzame gemeenschap naar voren. We hebben gezien dat die openheid zich inderdaad niet beperkte tot een individuele ervaring, maar dat dat iets is dat door aandachtsvolle relaties gedragen wordt. En ten derde liet haar verhaal zien dat het mogelijk maken van een dergelijke ervaring een politieke kwestie is. Met behulp van feministische denkers kunnen we dat politieke zien als plek van onderdrukking, omdat het zo moeilijk was om het te organiseren, maar ook als de bron voor verandering, omdat juist het samen organiseren van een andersoortige ervaring en relationaliteit ook politiek is. En tot slotte dat ook de transgressieve ervaring van baren en kramen zelf, net als de erotiek, een belangrijke politieke rol heeft in heruitvinden van het menselijke. 

Cynthia weet nu dat je, zelfs als je “hoog-risico bent”, je kan laten vieren als er voor je gezorgd wordt, dat een relatie tussen mensen en het vertrouwen dat je niet in paniek zult raken zich tussen de pijn van de weeën en één continue blik ophoudt. Én ze weet dat het lichamelijke ritme tussen moeder en kind volledig op elkaar afgestemd is. Dat laatste dat is ze niet zomaar weten gekomen: Ze vóelde haar bloed in beide lijven resoneren. Dat was haar transgressie, dat was haar spirituele kracht, en dat is een ander weten en de geest van een andere politiek. 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *